maandag 29 maart 2010

Voorjaar

‘Het is weer rokjesdag’, zou wijlen columnist en schrijver Martin Bril gezegd hebben als hij donderdag één van de vele genietende terrasbezoekers in Enschede was geweest. En gelijk zou hij dan hebben, want het wás rokjesdag. Een korte, maar behoorlijke stijging van de temperatuur en de kledingkast van menig vrouw wordt volledig op zijn kop gezet om de dikke bontjassen en lange spijkerbroeken in te ruilen voor rokken en panty’s. En als dat – of het goedsmakende, kruidige Jupiler – het hoofd van Jesper en mij al niet op hol deed slaan, dan was het wel de lente.

De lente zit in de lucht, je zintuigen schreeuwen het uit als je een stap naar buiten waagt. De zoete, frisse geur van het voorjaar en van natgeregende straatstenen. Je neus die je longen en hersenen van een gezonde dosis pure zuurstof voorziet. Het is niet uit te leggen, het is niet te vergelijken. Het is het moment dat je eenmaal per jaar ervaart als je naar buiten loopt en je weet: het is voorjaar.
Het gevoel van het warme zonnetje en de zachte, frisse bries. Te koud om zonder jas te lopen; rits geopend, trui uit. Je proeft het in het bier, in alles, maar vooral in het fruit als je smaakpapillen weer open staan voor een mengelmoes van zoet en bitter. Je ziet het aan de duiven die weer vechten voor de mooiste plek op de dakgoot. Of de bejaarde – anders zo mopperende – hond, die het tafereel met kwispelende staart aanschouwt, als ware hij in zijn jonge jaren. En je hoort het. Je hoort het als je opstaat. Een vogelconcert met mussen, lijsters en merels die een nieuwe voorjaarsochtend vrolijk tegemoet zingen. Ze lijken uit een lange, ijzige winterslaap getoverd.

En langzaam ontwaak ook ik uit die winterslaap en besef me dat ik te lang te weinig blogs heb geschreven. Daarom wordt het hoog tijd dat ik mijn writer’s block na mijn lange stage definitief de deur wijs en ga zorgen voor nieuwe producties. Tenminste, als de lezers inmiddels niet zijn afgehaakt natuurlijk.