maandag 13 september 2010

Heimwee naar belspellen (2)

Meer dan een jaar geleden schreef ik er al eens over. En nu zitten ze me weer aan te staren op EroTV. Nee stoeipoes Clarisse, brunette Nowemie, oma Greet3 en huisvrouw Nelleke6: ik bel/sms NIET naar jullie lekkere nummertjes en heb ook geen zin in een heet gesprek.

Ik kan veel hebben op televisie; ben niet kleinzerig en heb ook geen zwakke maag. Daarom kan ik zelfs kijken naar de verschrikkelijke programma's van Carlo & Irene, blijf ik wakker bij 'Hennie zoekt God' en probeer ik een actieve quizhouding aan te nemen tijdens 'That's the question' van perfecte schoonzoon en EO-corryfee Bert van Leeuwen. Maar sorry, de sexadvertenties op de commerciële zenders worden me iets te gortig. Even is het leuk, zo'n misvormde kraakstem die jeugdig en vlot moet lijken, maar doet overkomen als een iets te hippe zestigjarige die zich heeft verslikt in haar breinaald. Maar opwindend is wat anders als diezelfde stem je vertelt dat de hitsige buurmeisjes van net achttien wel een paar gaatjes voor je over hebben. Alsof een trillende strakgetrokken Marijke van Helwegen je vertelt dat je lichaam na plastische chirurgie mooi veroudert; het werkt averechts.

AstroTijd mag dan wel weer terug op tv zijn, een goede oplossing voor EroTV is het allerminst. Hoe vaker je het kijkt, hoe slinkser en afgelikter de 'gediplomeerde paragnosten' proberen het geld uit je portemonnee te kloppen. En eerlijk gezegd: het ziet er ook niet uit. Zo'n niets uitstralende rimpelige vrouw van middelbare leeftijd die je vertelt wat de liefde je brengt. Ze doen me vaak denken aan die WC-juffrouw die je - pulkend aan haar zware Van Nelle - met vriendelijke whiskeystem begroet als je de openbare toiletten betreedt. En je, wanneer je bij vertrek drie dubbeltjes laat stuiteren op het witte koffieschoteltje, met opgewekt 'dankjewel!' vanachter een besmeurde toiletpot bedankt voor je bijdrage.

Ieder zijn vak hoor, begrijp me niet verkeerd. Maar paragnost moet wel het meest overschatte beroep van Nederland zijn. Je vult een aanmeldformuliertje in op een website, beschrijft je paranomale zintuigen en kunt met een beetje geluk zo achter de telefoon plaatsnemen.
Het lijkt zo'n kunst, die dames die bellers precies vertellen wat ze willen horen. "Het klopt helemaal", hoor je zo'n beller vaak bevestigend door de hoorn juichen. En je weet: ergens in Nederland zit een eenzame vrouw, 60+, met de telefoon in haar hand op de bank. Ze zucht en is opgelucht. Eindelijk iemand om te praten... eindelijk iemand die haar begrijpt. En dat is nou het jammerlijke; de paragnosten weten precies wat ze in de kuip hebben. Zondagnacht: "Ik voel ineens (want zo gaat dat bij paragnosten, ineens) een heftige pijn op de borst... kent u misschien iemand met hartproblemen?" aldus de paranormaal begaafde vrouw, een veertiger met Limburgs accent die regelrecht achter de informatiebalie van de bibliotheek lijkt getrokken. "O ja, die ken ik wel. Mijn overleden man", dient de aangeslagen belster van repliek. Iedereen kent iemand met hartklachten, dat is een inkoppertje. Bovendien bellen mensen niet voor niets naar AstroTijd; ze zitten ergens mee in hun maag. Eén en één is twee en de paragnost vervolgt: "Ja, uw man. Hij kwam al heel snel binnen. Dat was een man van 'doe maar normaal, dan doe je gek genoeg'. Dat zei hij ook altijd he? Hoe heet ie? Theo? Ja, dat zegt hij mij nu ook. Hij waakt over u en is trots op u. U moet gewoon een nieuwe relatie aan gaan hoor, zegt hij. Vindt hij helemaal niet erg, als u maar gelukkig bent." En de belster is in tranen geroerd. En ik denk: wat een zielige schijnvertoning.
Nog één voorbeeld dan. Willekeurige beller (gek genoeg altijd een vrouw) komt in de uitzending. Zware stem, beetje depri, je kent het wel. Paragnost weet genoeg, deze vrouw is negatief ingesteld. "Heeft u wel eens het gevoel dat u alleen voor anderen klaar staat, maar er niemand voor u is?" Hoppa, voltreffer. Iedereen heeft dat gevoel wel eens. Een depressief iemand al helemaal. Het is zo makkelijk. De vrouw klinkt wat kritisch ten opzichte van de paragnost. Ze krijgt vervolgens te horen dat ze paranormale gaven heeft en die verder moet ontwikkelen. "Ik raad u aan eens te bellen met één van onze privélijnen of een berichtje te sturen naar de sms-dienst." En zo wordt er geld verdiend.
Waar is de tijd van Edward van Erp. De bevlogen paragnost die nog wel eens een relletje in de uitzending haalde. Die sprak over comateuze echtgenoten en medische zaken en daarna werd bedolven onder een golf van kritiek. En de man van de doorgewinterde uitspraken en stevige oneliners als 'we moeten niet om de hete brij heendraaien' of 'de kat komt altijd op zijn pootjes terecht'. Heerlijk!

Terugdenkend aan de hoogtijdagen van CallTV, in de prehistorie van telefonische uitmelktechnieken krijg ik echter vooral weemoed naar de belspelletjes. Lieve nieuwe regering: mogen ze alsjeblieft terug op tv?

vrijdag 20 augustus 2010

Gillette shirtsponsor vierde elftal Tubanters

Hij deed zomaar mee aan de dagelijkse prijsvraag van VI Oranje, het zomersportprogramma tijdens het WK op RTL 5. Bertus Friskes verscheen diezelfde avond nog met naam en clubnaam op de beeldbuis. De door hem gekozen 'speler van de dag', Chu-Young Park, schitterde 22 juni in de wedstrijd tegen Nigeria en leverde Bertus zodoende een dag later een Gillette scheerpakket en gesponsorde wedstrijdshirts voor een heel elftal op.

Lang heeft Bertus niet nagedacht over hoe de shirts te doneren. Het vierde elftal waarin bijna-schoonzoon Dennis Wijnberg sinds vorig seizoen speelt, leek de vrijwilliger van de Vriendenkring het juiste doel.
Zondag hing de sponsorcommissie het ingelijste nieuwe Gillette-shirt naast de andere shirts in de kantine. Maar niet voordat Bertus Friskes deze eerst officieel aan De Tubanters en vierde elftalspeler Dennis Wijnberg overdroeg.

Het vierde elftal bedankt Bertus voor zijn 'donatie' en is verheugd om als één van de weinige (24) teams in Nederland te mogen voetballen met Gillette als shirtsponsor. Gladgeschoren kijken zij uit naar de eerste bekerwedstrijd, 29 augustus tegen Avanti Wilskracht 6.

donderdag 5 augustus 2010

De LPG-Chinees

Als je dagelijks met de auto naar je werk gaat, raak je steeds meer gehecht aan de wagen. Het wordt je maatje, een soort vriendin, waar je lief en leed mee deelt. Je herinnert je de eerste keer. De eerste keer op de snelweg. De eerste keer harder dan 150 kilometer per uur. Het eerste krasje. De eerste boete.

Samen rijdt je de zonsondergang tegemoet. En samen passeer je weilanden met ochtenddauw. Je doorstaat heftige slagregens, nauwe bosweggetjes en afgelegen zandpaden. En vooral: je doorstaat samen doodsangsten.

Zo wil er op de Duitse wegen nog wel eens een ongewenste passant de weg op flitsen. Een volgevreten duif, een trage egel of een bange salamander. En vooral veel hazen. Zo rende er mij laatst een verre neef van Bugs Bunny tegemoet. Met sierlijke sprongen verscheen de haas uit een smalle zijstraat van de 100-weg. Elke beweging leek een eeuwigheid te duren. De haas, hangend in de lucht, midden op de geasfalteerde rijbaan. De plotselinge schrik van een naderend blauw projectiel, de angst in zijn felgroene ogen. Even zoekt hij het oogcontact met mij…. Ik knik naar hem en samen weten we het: hij is er geweest. Dan ploft mijn voet op het rempedaal en de trouwe auto wijkt piepend en schreeuwend uit richting de berm. Het zijn centimeters, maar de haas weet te ontkomen aan een bloederig eind op een Duitse landweg. Vanuit de roggevelden zal hij zijn leven nog eens overdenken; vandaag wordt hij niet het avondmaal van rondvliegende aasgieren.
Even verder wordt de Peugeot weer in het gareel gehouden…. Ditmaal slingert een groot kalf over de weg. Ja, je maakt wat mee op de Duitse wegen.

Mijn grootste angst doorstond ik echter afgelopen maandag. Moe van een lange dag werken ga ik tanken bij de Avia aan de grens langs de Knalhutteweg. Bij het naderen van de tankshop ankert een Chinees zijn Opel aan de LPG-pomp. Niets aan de hand, zou je zeggen. Maar bij terugkomst, op het moment dat ik in de auto wil stappen, schiet bij de verstrooide Chinees de buis los van zijn tank. Een grote wolk LPG-gas rijst twee meter voor mijn neus de lucht in. De Chinees lacht wat nerveus en probeert in allerijl de buis wederom te bevestigen. Enkele seconden later schiet deze weer los en opnieuw kiest het gas het luchtruim. Ik besluit niet langer te wachten, want met dit onhandig genie voor me kan de pomp elk moment de lucht ingaan. Op weg naar huis kijk ik nog één keer in de binnenspiegel. Geen rookwolk, geen huizenhoge vlammen. De benzinepomp staat nog. We kunnen er volgende week gewoon weer tanken.

donderdag 15 juli 2010

Duitsers

Het had wel wat weg van een slapstick, zo'n achtervolgingsscène in een oude aflevering van Starsky en Hutch bijvoorbeeld. Zo reed ik met mijn Peugeot door Eibergen, met in de verte de witte kentekenplaat van een Duitse BMW in mijn vizier. Om vijf minuten later in de achtertuin van de bestuurster te zitten, met op tafel een blikje Euroshopper cola.

Het blikje deed mij denken aan enkele weken terug, toen ik op weg naar het werk op de Nederlands-Duitse grens bij de Knalhutte werd staande gehouden door een Polizei-beambte. “Wohin gehtst du denn?”, werd er gevraagd door de agent, wiens vlassige blonde haarlokken wat verfomfaaid onder zijn strakke politiepet vandaan kwamen. “Eibergen? Das ist etwas aus die Richtung, ne?” Maar voor de rest was het een aardige kerel, die er zijn eigenzinnige trekjes op nahield. Zo komt bij het doorzoeken van de kofferbak een blikje Euroshopper Cola uit mijn tas gerold. In zijn handen tollend en met zijn neus bijna op ingrediëntenlijst van het blik gedrukt: “das sieht kömisch aus”. Ik mocht mijn weg vervolgen.

In de achtertuin in Eibergen vertelt de Duitse vrouw mij het verhaal dat de regio al twee dagen bezig hield. Een YouTube-filmpje waarop de vrouw in haar BMW door Oranje ‘supporters’ werd belaagd (dezelfde avond verwijderd door de filmster) haalde de website van Tubantia. In tegenstelling tot wat mensen op de site beweren (‘stelde niks voor’) legt de vrouw uit daadwerkelijk wel angsten te hebben doorstaan. Niet gek, als tientallen dronken gekken je de weg blokkeren, bier over je auto gooien, je voorruit verblinden met een Nederlandse vlag en massaal ‘alle Duitsers zijn homo’ zingen.

En dan vraag ik mij af; waar komt die haast aangeboren haat tegen onze oosterburen nu eigenlijk vandaan? Wat maakt het uitschelden van een Duitser ‘leuk’, maar wordt het racistisch als het om een willekeurige Turk of Afrikaan gaat? Ik zal er waarschijnlijk nooit achter komen – wordt het misschien van vader op zoon doorgegeven? Misschien is het ook wel jaloezie, want we hebben de Duitsers veel te benijden. Niet alleen zijn ze veel beleefder, gründlicher en zijn ze beter in autorijden. Ook is Duitsland het walhalla van bier, broodjes en Pascha, ’s lands en één van Europa’s grootste en gezelligste nachtclubs. En als dat niet iets is om jaloers op te zijn, weet ik het ook niet meer.

Voor mijn artikel op de site van TC Tubantia, klik hier.

Voor een bijbehorende filmpje (niet het originele helaas, want die was duidelijker) van de Duitse vrouw in Eibergen:

zaterdag 19 juni 2010

Huize Etna

Naast het toilet in de badkamer van Huize Etna, dat zich onderaan de steile trap naar de woonverdieping van het studentikoze huis bevindt, ligt een Grazia. Hij is al door enkele vrouwenhanden beroerd, is aan de vouwen verspreid over de cover te zien.
‘Kathelijn (25): ik ben constant opgewonden’ weet het blad te melden. Ik moet eerlijk zeggen, mijn handen jeuken om stiekem een kijkje te nemen in het real life katern, alwaar het persoonlijke verhaal van de dame in kwestie in geuren en kleuren zal zijn opgetekend.
Ik doe het toch maar niet. De fantasie gaat zijn eigen beloop en met beelden van een constant opgewonden Kathelijn in mijn hoofd richt ik mij weer op het toilet, waarboven vier flikkerende kaarsjes voor het prille licht in de badruimte zorgen.
En stiekem overmant in mijn onderbuik een licht gevoel van medelijden, met Kathelijn welteverstaan. Of het is gewoon de Captain Morgan die begint te werken, dat kan ook.

Captain – ‘mix het met cola en het smaakt naar cola vanille’ – Morgan is een lichtzoete witte rum die je cola, zoals bewoonster van Huize Etna Britt al aangaf, inderdaad als cola vanille laat smaken. En laat cola vanille nu net één van mijn favoriete drankjes zijn, zoals ik sowieso wel houd van speciale varianten van de gevestigde merken. Voorbeeld?
Zo at ik in London, in de tijd toen Marsrepen nog echte repen waren in tegenstelling tot die zielige chocoplaquettes van nu, van de Mars Midnight.
In Duitsland zet ik mijn lippen al sinds ik me kan herinneren op een flesje Mezzomix, een mix van cola en sinas.
In Frankrijk ontdekte ik Coca Cola Orange, een drankje dat de Nederlandse markt jammer genoeg nooit heeft gehaald.
En in Kroatië maakte ik kennis met Cockta, naar wat ik eerst dacht een goedkope Cola-variant, maar niets bleek minder waar. Cockta – honderd procent Sloveense import – is gemaakt van rozenbottels. Voor de triviagekken onder ons: de bessen die groeien aan de hondsroos. De eerste drie slokken leken perfect, maar daarna ging het bijna direct weer via de slokdarm naar buiten. Nee, niet alle speciale drankjes zijn voor mij gemaakt.

Terug in Huize Etna nestel ik mij op de bank in de woonkamer. Nouja, nestelen. Ik zak diep weg en verdrink bijna tussen de zachte donkerblauwe kussens. Net op tijd kom ik weer boven voor een hap verse zuurstof.
Ik zit.
Tevreden grijp ik nog een kaasstengel uit een fleurig bakje dat – naar ik me heb laten vertellen – voorheen diende als plantenbak en ik kijk naar mijn voormalige Albert Heijncollega’s die een drankspel spelen. Even daarvoor vierde ik in het filiaal aan de Eschmarkelaan mijn definitieve afscheid van de grootgrutter. En op deze afterparty in Huize Etna drink ik voor de laatste keer een biertje met wat naaste AH'ers. Voor de laatste keer als collega tenminste, want stiekem hoop ik dat de avond nog een vervolg krijgt. Als was het maar om nog één keertje die Grazia te bekijken.

vrijdag 16 april 2010

Index

Wat er gebeurt als een groep nooit volwassen geworden achttienjarige pubers een avond wordt losgelaten in discotheek Index en je ze na afloop aangeschoten aantreft in het vervoer terug naar Enschede. Wat volgt is een globale weergave van het onzinnige gesprek van de groep; een mix van stoerpraat, straattaal en stopwoorden. We vallen in als twee jongens te laat voor het busje zijn.

“Hee, gast… waar was je nou man, gast?”

“Dude, er was iemand zijn jas kwijt, dan moeten we wachten, kunnen we niks aan doen toch? (draait zich om naar de chauffeur en steekt zijn hand uit) Ik wil u wel even bedanken voor het wachten meneer. (De grijsaard knikt opgewekt en zegt dat het niet uitmaakt. Waarschijnlijk is hij al lang blij dat er eens iemand tegen hem begint te praten).

“Hee, gast, volgens mij stond je gewoon met een wijf te bekken man.”

“Dude, nee man. Jij hebt wel lopen bekken zeker.”

“Gast, ik heb vandaag gebekt met een lekker wijf zeg. Ik zou haar zo kunnen batsen denk ik.”

“Ik zou Danniëlle wel eens willen batsen.”

“Ahw, gast! Daniëlle? Die heb ik al gebatst man.”

“Serieus?”

“Jah… echt waar. Gast. Twee keer. Toen het even uit was.”

“Met Fleur?”

“Jah toen. Twee keer gebatst. Ze heeft een lekkere strakke kut hoor.”

“Hahaha.
(Hij denkt na)
Man, ik heb weer zin in vakantie man.”

“Ja ik ook man. Zuipen en batsen.”

(een derde bemoeit zich met het gesprek)
“We moeten eens naar een grote stad man. Barcelona ofzo.”

“Ahw, gast, dat is niks man. Vakantie met vrienden moet je niet cultureel ofzoiets gaan doen. Ik bedoel, dat is best leuk met je chickie, maar met vrienden moet je gewoon uitgaan en naar het strand en zuipen.”

“Klopt. Vorig jaar gingen we ook naar Spanje en we wilden één dag naar Barcelona. Maar we zijn niet gegaan, het geld was op omdat we alles opgezopen hadden hahaha.”

(een jongen richt zich op ons)

“Hey gasten…. Hebben jullie nog een lekker wijf gepakt vanavond?
Gasten?
Hej, gasten….
Hebben jullie nog een lekker wijf gepakt vanavond?
Hej gasten…..”

Leroy en Patrick kijken elkaar voor de zoveelste keer tijdens het enerverende gesprek met gefronste wenkbrauwen aan.
(Leroy zucht)
“Nee, we hebben een vriendin.”

Patrick knikt.

Ik lieg mee.

Allard doet alsof hij slaapt en leunt met zijn hoofd tegen het raam van het passagiersbusje.

“Dude, jullie hebben een vriendin? Jammer voor jullie man!”

zondag 4 april 2010

Tik

Ik heb het tot één van mijn kunsten verheven om me te kunnen irriteren aan kleine, constante geluidjes. Neem bijvoorbeeld de vaste klant die we bij de Albert Heijn hebben. Jonge kerel, net dertig, nonchalante kop, arrogante zeurende uitstraling, groene polo met witte kraag. En soms in het bezit van zijn blonde anderhalf jaar oude zoontje, waar hij eenzijdige gesprekken mee voert over kaas, worst en ander voedsel dat in de winkelwagen verdwijnt. Als je het mij vraagt puur om de aandacht van andere klanten te trekken. En wat deze kerel écht zo irritant maakt is dat hij op twintig meter afstand is te herkennen aan de luide ‘klak’ dat zijn ontploffende kauwgombel produceert. Niet één, niet twee, maar wel honderd keer klinkt het geluid op zaterdagmiddag. Genoeg om mij compleet van slag te krijgen, want als ik me eenmaal aan een geluidje irriteer, dan kan ik mijn hoofd er niet van af zetten.

Dinsdag in de trein naar school. Meer dan een halfjaar geen fatsoenlijke treinreis ondernomen, dus dan is het even wennen als je weer in een coupé zit opgesloten met de meest diverse en markante figuren die onze samenleving rijk is. Geconcentreerd zit ik te lezen en luister ik ondertussen naar de vrolijke noten van Acda en de Munnik op de Mp3-speler. Dan klinkt er een harde ‘tik’ boven de muziek uit. En nogmaals ‘tik’. Een kort, maar fel geluid… alsof je de linkermuisknop goed en diep indrukt. Als ik uit frustratie bijna aan de bladzijden van mijn boeiende boek begin te knabbelen, zie ik de dader van het irritante geluid. Een donkere man staat op en aait over zijn grijze haar. Dan verwijdert hij met één veeg de achtergebleven nagels op zijn treinstoel. Verschrikkelijk, deze gewoonte in de trein. Des te meer, omdat ik tussen Deventer en Zwolle nog zo’n figuur naast mij blijk te hebben zitten. ‘Tik….. Tik…. Tik…’ De nagels vliegen me bijna om de oren en de nagelknipster lijkt er geen enkel probleem mee te hebben.

Terug in de trein naar Enschede (ja, ik zit tegenwoordig langer in de trein dan op school) denk ik rustig in mijn boek verder te kunnen lezen. Ik heb me vergist, want al voor het vertrek uit Zwolle hoor ik weer dat irritante getik ergens uit de coupé. Vermoeid kijk ik naar buiten. Op een ander perron maakt een overjarige rasta (inclusief Osama-baard) de boel schoon, daarbij zittend op een schoonmaakmachine met ingebouwde borstels. Wat als de man nu een paar centimeter van zijn koers afwijkt en een nietsvermoedende voorbijganger schept, denk ik. Of wat als hij zelf niet oplet en zo op het drukke spoor stort? Vertrekt mijn trein dan nog wel op tijd?. Het andere raam biedt niet veel beter uitzicht. Twee spoorwegmedewerkers, van wie de gele jas en volgepakte oranje rugzak zó vel afsteken, dat ik bijna zou moeten turen om de mannen in de gaten te houden. Ze lopen naast het spoor en lijken onrustig. Continu kijken ze achterom, alsof ze een aanstormende stoomlocomotief verwachten. Die blijft uit, waarna één van de twee spoorwegmedewerkers, een rossige man met bolle rode wangen, een gezellig gesprek met zijn ongeïnteresseerde collega probeert te voeren. Ik besluit me weer te verdiepen in Gil Reavill’s schoonmakers van de CSI, maar kom in de twintig minuten durende rit naar Deventer niet verder dan drie bladzijden. Het getik brengt me van de wijs. Bij het verlaten van de trein verwacht ik bij het meisje dat het geluid het laatste half uur produceerde een hoge berg met nagels. Zou ze maar meteen die van haar tenen hebben bijgewerkt? Wat volgt is een anticlimax: de nerveuze griet blijkt al die tijd met haar pen te hebben zitten spelen. Het wordt tijd voor een tikverbod of een tikvrije coupé; ik raak namelijk van al dat getik getikt.

maandag 29 maart 2010

Voorjaar

‘Het is weer rokjesdag’, zou wijlen columnist en schrijver Martin Bril gezegd hebben als hij donderdag één van de vele genietende terrasbezoekers in Enschede was geweest. En gelijk zou hij dan hebben, want het wás rokjesdag. Een korte, maar behoorlijke stijging van de temperatuur en de kledingkast van menig vrouw wordt volledig op zijn kop gezet om de dikke bontjassen en lange spijkerbroeken in te ruilen voor rokken en panty’s. En als dat – of het goedsmakende, kruidige Jupiler – het hoofd van Jesper en mij al niet op hol deed slaan, dan was het wel de lente.

De lente zit in de lucht, je zintuigen schreeuwen het uit als je een stap naar buiten waagt. De zoete, frisse geur van het voorjaar en van natgeregende straatstenen. Je neus die je longen en hersenen van een gezonde dosis pure zuurstof voorziet. Het is niet uit te leggen, het is niet te vergelijken. Het is het moment dat je eenmaal per jaar ervaart als je naar buiten loopt en je weet: het is voorjaar.
Het gevoel van het warme zonnetje en de zachte, frisse bries. Te koud om zonder jas te lopen; rits geopend, trui uit. Je proeft het in het bier, in alles, maar vooral in het fruit als je smaakpapillen weer open staan voor een mengelmoes van zoet en bitter. Je ziet het aan de duiven die weer vechten voor de mooiste plek op de dakgoot. Of de bejaarde – anders zo mopperende – hond, die het tafereel met kwispelende staart aanschouwt, als ware hij in zijn jonge jaren. En je hoort het. Je hoort het als je opstaat. Een vogelconcert met mussen, lijsters en merels die een nieuwe voorjaarsochtend vrolijk tegemoet zingen. Ze lijken uit een lange, ijzige winterslaap getoverd.

En langzaam ontwaak ook ik uit die winterslaap en besef me dat ik te lang te weinig blogs heb geschreven. Daarom wordt het hoog tijd dat ik mijn writer’s block na mijn lange stage definitief de deur wijs en ga zorgen voor nieuwe producties. Tenminste, als de lezers inmiddels niet zijn afgehaakt natuurlijk.

vrijdag 12 februari 2010

Hennepplantage

Dinsdagochtend 11.00 uur, Duivekervel, Oldenzaal. De gure wind doet de gevoelstemperatuur neigen richting dubbele cijfers in de min. Er zit sneeuw in de lucht; wit poeder dwarrelt zich een weg door het doorzichtige grijze wolkendek. Hoe toepasselijk voor het moment waarop een hennepplantage voor mijn neus wordt ontmanteld.

Even daarvoor zat ik nog op de redactie aan de Groote Markt. Er was een tip binnengekomen over een ontruiming aan de Duivekervel. Dus mag ik een kijkje nemen… met fotocamera natuurlijk.
Het was haasten. Je weet immers nooit of het om een grote of kleine plantage gaat.
Aangekomen blijkt dat zelfs de ontruimingsdiensten nog zijn gearriveerd. Wel lopen er enkele politieagenten en rechercheurs in het pand, dat door de inval een half uur eerder twee voordeurruiten moet missen.
Dan maar terug in de auto. Muziekje erbij en wachten… wachten op de ontruimingsdiensten.

~

Als ik in mijn binnenspiegel een takelwagen, voorzien van afvalcontainer, zie passeren weet ik genoeg. De ontruiming gaat beginnen. In het kielzog van de takelwagen komt een auto met bakken voor de hennepplanten, de aannemer en een medewerker van een gasbedrijf. Als ik tien minuten later druk aan het fotograferen ben richting het openstaande slaapkamerraam – van waaruit allerlei kweekhulpmiddelen in de container worden geworpen – komt een kale rechercheur aangelopen.

“Jij bent er snel bij”, zegt hij met een brede lach.
“Ik ben ingelicht”, antwoord ik terwijl ik me gelijk maar even voorstel.
“Door wie?” En de kale agent kijkt me nieuwsgierig aan.
Op dat moment weet ik nog niet wie onze redactie heeft ingelicht over de ontruiming, maar omdat ik het in dat geval ook niet zou zeggen, houd ik het lekker mysterieus.
“Dat mag ik niet zeggen.”
De rechercheur lacht. “Dat mág je niet zeggen of dat wíl je niet zeggen?”
Leuk, zo’n bijdehante opmerking. Maar ik houd voet bij stuk.
“Ik mag het niet zeggen én ik wil het niet zeggen…… en ik weet het ook niet trouwens”, biecht ik dan maar op.
De kale politieman lacht weer.
Nu stel ik de vraag: “En wat kan jij mij hierover vertellen?”
De rechercheur voelde de vraag al aankomen en is goed voorbereid.
“Ik kan hier nog niets over zeggen”, is het verwachte antwoord, “maar ik denk dat het wel duidelijk is dat het om een kwekerij gaat.”

Ik zeg dat ik datzelfde vermoeden ook heb.
Samen kijken we nog even naar het openstaande slaapkamerraam, als een in oranje gehulde schoonmaker een grote, lege kartonnen doos in de afvalcontainer gooit.
En inmiddels is de Duivekervel bedekt onder een flinterdun laagje poedersneeuw.


[Foto: Wilco Louwes, Bron: TC Tubantia]

dinsdag 2 februari 2010

Het drumstel van Kane

Ik had er zo achter kunnen gaan zitten, als ik had gewild. Het drumstel van Kane, op het grote concertpodium in Ahoy. De technici van Vrienden van Amstel Live zouden gek opkijken en mij wellicht verzoeken om achter het instrument weg te komen, maar ze zouden mij het niet af kunnen pakken. ‘One moment of fame’, even met het houten stokje de goudbruine bekkens pareren of stiekem de toonladder van C mineur op het keyboard aanslaan. Even de microfoon betasten waarop Jan, Nick en Simon enkele uren later zouden sputteren. Niets had me tegen kunnen houden.
Niet veel later zouden de bandleden van Kane de soundcheck zelf doen, al ware het maar voor even. En zonder leadzanger Dinand Woesthoff. Tja, je bent een leadzanger of niet he?

Vrijdagmiddag, backstage bij de voorbereidingen op Vrienden van Amstel Live. Zomaar? Nee, want ik mag meelopen met de Oldenzaalse Wajong-ambassadeur Cor Kamphuis, die samen met collega-ambassadeur Guus van den Dungen in het zonnetje wordt gezet door de UWV. Cor en Guus trekken met z’n tweeën het hele land door om bedrijven kennis te laten maken met de Wajong – zeg maar de AOW voor jonggehandicapten – en wat de mogelijkheden zijn om een Wajonger op een goede manier in het bedrijfsleven te laten integreren. Volgens Cor krijgen deze mensen al snel een stempel opgedrukt en durven werkgevers een dienstverband niet aan te gaan. Een duidelijke en kwalijke zaak dus, die Cor en Guus als ambassadeurs aan de kaak proberen te stellen.

Het was een leuke dag in Ahoy, maar het contact met echte sterren bleef helaas uit. Ze vonden het klaarblijkelijk niet nodig om voor het vijfde concert nog te moeten oefenen.
Besloten wordt een rondje kleedkamers te doen. Altijd leuk. Even binnenvallen bij Het Goede Doel van Henk Westbroek (er wordt daar zo te ruiken behoorlijk wat afgerookt), Xander de Buisonjé (inclusief breedbeeldtelevisie en massagetafel) en Van Velzen. Bij laatstgenoemde wordt de deur na het kloppen verrassend van binnenuit geopend. Een ongeschoren gestalte kijkt ons vriendelijk aan. Geen Van Velzen. Wel zijn crew, die wordt getrakteerd op het promotiepraatje van Cor. En ze lijken het niet erg te vinden. Integendeel; ze luisteren aandachtig naar wat de Wajonger te vertellen heeft. Zo wordt het dagje uit van Cor gedeeltelijk toch een werkbezoek.

Op de terugweg naar Oldenzaal (er moest immers nog voor elf uur ’s avonds een twee pagina’s vullend artikel worden geschreven) krijg ik gezelschap van Cor, die meerijdt. Er zouden nog boeiende gesprekken volgen, waardoor mijn kennis over de Wajong en het ambassadeurschap daarvan een flinke opsteker heeft gekregen.
Maar niet alleen de Wajong krijgt aandacht. Ook de begeleidster namens het UWV zou Cor ter sprake brengen.
“Een pittige meid he?”
En ik knik. Dat kan ik alleen maar bevestigen.