maandag 27 juli 2009

Verhalen uit Kroatië (2): Een dag in Medulin

Het is warm in de geelgroene bus naar Pula, de grootste stad van Istrië.
Zeg maar gerust: kokend heet.
De verouderde stadsbus is als een warme bakkersoven, en wij liggen er als goudbruine croissants in te gloeien.
Airconditioning is er niet. Wel is er af en toe een vlaag van frisse lucht, die ons via de half - maar maximaal - geopende plastic raampjes weet te bereiken.
Ook al is de afstand naar Pula maar tien kilometer, we zullen drie kwartier in de oven moet verblijven. Alle kleine gehuchtjes tussen Medulin en Pula worden namelijk ook aangedaan.
De stadsbus rammelt.
Het dingt trilt, wiebelt en kraakt aan alle kanten. Het is een bus die vijftien jaar geleden ook door onze straten reed, maar inmiddels al vele jaren weer is afgeschreven.
Het kolossale voertuig wurmt zich door de kleine dorpssteegjes van Medulin.
Straatjes die een uit de kluiten gewassen stationwagon (je weet wel, zo'n grote roestige Volvo, waar het hele gezin in past) al geringe ruimte hebben te bieden. Laat staan een stadsbus. Zowel aan de linkerkant als aan de rechterkant heeft de bus niet meer dan dertig centimeter om uit te wijken. Het lijkt de chauffeur niet te deren, want met een rotvaart weet hij de bus door het dorp heen te sturen. En dat zonder ongelukken.
Naast de buschauffeur staat een man in een uniform.
Het is een soort conducteur, maar dan in de bus.
Hij heeft een apparaat in zijn hand waarmee hij kaartjes van passagiers zou kunnen doorknippen. Zou kunnen ja, want ik zie ik hem het apparaat de hele rit niet gebruiken.
Het is een man van middelbare leeftijd en hij heeft wel wat weg van Robert de Niro.
Tot hij zijn mond open doet. Waar het onderste gedeelte van zijn gebit er nog netjes en compleet uitziet, is er van de bovenste helft weinig over.
Een paar kiezen en twee voortanden, waarvan eentje in het zilver gegoten.
Hij praat met een vrouw, die ook in een uniform is gehesen. Zij zit echter op een stoel en doet verder niks.
De bus raakt vol.
Een dikke Kroatische vrouw, die haar boodschappen in vier plastic tasjes draagt, laat van alles vallen.
Een grote appel rolt door de bus. Ze pakt hem op en stopt hem weer terug in haar tas.
Dan neemt ze plaats.

*


"Bitte, kommen Sie gücken"
Een Kroatische houder van een souvenirshop smeekt ons om een kijkje te nemen tussen zijn prullaria.
"Schöne Preise"
De sloeber is zichtbaar ontgoocheld over de geringe interesse voor zijn tentje.
"Bitte", roept zijn fragiele vrouw er nog hopeloos achter aan.
De dag erna doet zich hetzelfde ritueel voor.
De souvenirtent zit vlak bij de oude dorpskern, een klein stukje lopen van de altijd drukke baai.
Ogenschijnlijk krijgt de shop niet heel veel bezoekers. De badlakens hangen halfstok en een grote ton met plastic ballen ziet er na twee dagen nog precies hetzelfde uit.
Souvenirwinkels, je kent ze wel. Wie ooit in Amsterdam is geweest, weet al wat ik bedoel. Na elke vijftig meter is er zo'n standaard winkeltje, met allerlei prut. Van vreselijke t-shirts met zogenaamd ludieke teksten als 'Beer here' (waarbij er een pijl naar de buik wijst) of met plakstickers van draadpoppetjes in erotische houding erop. Winkeltjes die demente oma's gek kunnen maken, want elke keer als ze er één voorbij lopen, denken ze een rondje te hebben gelopen. Je ziet ze in elk toeristisch gebied, dus ook in Medulin. Soms wel zes naast elkaar, met allemaal dezelfde rotzooi: kettinkjes, shirts, zonnebrillen en onbeschrijfbare onzin van nepmerken.
En het ergste is wanneer je een winkeltje betreedt: de winkelhouder loopt standaard vlak achter je aan. Soms met de vraag: 'Can I help you?' Maar meestal zonder een woord uit te spreken. Daar loopt hij, op een afstand van nog geen halve meter. Je voelt de hete adem in je nek, hoe hij over je schouder meekijkt als je iets pakt. De doordringende ogen, de bemoeizuchtige gebaren en het altijd positieve 'It looks nice on you' zonder dat er iets is gepast. Deze figuren zoeken zelf wel uit wat goed voor je is, jij hoeft het niet meer te doen. Ze willen hun koopwaar wel uit je handen rukken, in een tasje stoppen en het geld persoonlijk uit je portemonnee trekken. Bovendien staat nergens een prijs bij. Als goedopgevoede Nederlander ben ik niet in staat om af te dingen. Oplossing: Ik koop niets waar geen prijs bij staat, anders heb ik het gevoel dat ik word opgelicht.

*


Twee macho's met poetsdoeken staan voor een eettent.
Zij werken er.
Hun nonchalante en verveelde houding verraadt dat ze op het moment weinig te doen hebben. Ze hangen wat tegen een stenen tussenmuur voor de ingang.
Dan lopen wij langs en de jongens vrolijken op.
Er ontpoppen zich brede, slijmerige glimlachen op hun gezichten.
Eén van de macho's wrijft langzaam met zijn vingers over zijn typische baardje. Je weet wel, zo'n dun uitgesneden streepje haar, dat zich via de bakkebaarden naar de onderin kronkelt.
"Hello! Come site here!" Zeggen de macho's vrolijk.
Ik kijk op, maar ze hebben geen oog voor mij.
Aan hun blikken te zien bekijken ze Ellen van top tot teen, en weer terug.
Een geniepig lachje doet de lippen van de obers krullen.
'Die dame is binnen', lijken ze te denken. Maar Ellen schenkt ze weinig aandacht en loopt verder.
Tien meter verder draai ik me stiekem nog eens om en zie de macho's, nog altijd met poetsdoek op hun schouder, Ellen nakijken.
Het is een mannelijk trekje, om mooie vrouwen te bekijken, maar zo onbeschaamd en overdreven als hier heb ik het niet vaak gezien.

*


Bij Café Dona is een forse, kale man in de weer.
Hij staat op een gammel houten trapje en houdt met een hand het uitstekende billboard van het café vast.
In zijn andere hand heeft hij een dikke, rode, watervaste stift.
Hij schrijft.
Als hij klaar is, en het trapje weer ontstijgt, wordt me duidelijk waarmee de man zich heeft bezig gehouden.
De onderste helft van de letter 'C' in 'Café' ontbrak op het billboard.
Om de rode letter te completeren besloot de man in een opwelling om het zelf maar te doen.
De 'C' ziet er van een afstandje weer puik uit.
Zijn drinkmaatje, een gezette, zwartharige man met een barstende pukkel op zijn linkerwang, heeft het tafereel aanschouwend waargenomen.
Hij aait een hond.
Een groot uitgevallen grijzige Malteser.
Een vuilnisbakkenras. Hij lijkt op de televisiehond Benji.
Dan valt mijn oog op het logo van Café Dona.
Op het billboard staat een plaatje van een hond die sprekend lijkt op het beest dat op het moment wordt betutteld door de man met de pukkel.
De hond is Dona, gastvrouw van het café.
Dona smeekt niet om klanten.
Dona hanteert geen poetsdoek.
Dona is geen macho.
Dona is simpelweg een zakelijke vlooienhond.

maandag 20 juli 2009

Verhalen uit Kroatië (1): Marko

Het is zaterdagochtend 5.00 uur. Ellen en ik wachten samen met wat andere vakantiegangers op een parkeerplaats bij het Kroatische grensplaatsje Rupa op ons verdere vervoer. De bus van Solmar heeft ons zojuist afgezet aan de Sloveense grens en rijdt verder richting het binnenland van Kroatië. De rest moet naar Istrië; wij naar het zuidelijke Medulin om precies te zijn. Na een half uur wachten rijdt een witte touringcar de parkeerplaats op. Daarachter een zwarte Volkswagen Polo, waarop met lelijke roze letters de tekst 'Club Pula' staat te lezen.

De chauffeur van de touringcar is zo'n typische Kroaat. Een gebruinde Poolse Oostblokker, daar lijken ze wel op.
'To Poreč', is het enige dat hij zegt. Verder geen Duits en al helemaal geen Engels.
Alleen: 'To Poreč'.
Alsof hij de avond ervoor onder toeziend oog van zijn vrouw deze woorden heeft ingestudeerd.
Ik zie het al voor me: 'To Poreč' en zijn vrouw die hem glimlachend vanuit bed toekijkt, trots op de Engelse vorderingen van haar wereldvreemde man.
De bestuurder van de Polo lijkt al net zo onder de indruk van de Engelse en Duitse vragen die hij krijgt toegeworpen. Wanneer wij zijn vragende blik beantwoorden met 'Medulin', klinkt er vanuit de jongen, Marko genaamd, een beheerste 'yes' en daaropvolgend een gebaar dat we hem moeten volgen. Wij krijgen, in tegenstelling tot de rest, privévervoer naar ons hotel.
En terwijl een grijze oma in het Nederlands de Kroatische buschauffeur probeert te zeggen dat ze van afstapplaats wil veranderen (en het antwoord van de klunzige chauffeur steevast 'To Poreč' blijft) vertrekken wij naar Medulin.

Marko is stil.
Marko is het type Whizzkid.
Het veelgeplaagde jongetje op de basisschool (klein brilletje, beetje gezet, kort opgeschoren stekeltjes en in zichzelf gekeerd) is een late twintiger geworden. Hij vervoert mensen voor de Kroatische reisorganisatie Astarea naar hun hotel of elders.
Marko zegt niets als hij zijn Polo via de Kroatische havenstad Opatija de bergen in stuurt. Verbolgen zit hij achter het stuurwiel en zorgt hij ervoor dat de toerenteller van zijn nieuwe auto geen moment rust krijgt.

Vanaf nu waan ik mij in twee horrorfilms:
Op een Kroatische parkeerplaats worden opgehaald door een wereldvreemde Kroaat. Geen Nederlandse reisleiding te bekennen. Blind moeten vertrouwen op de goedheid van een Oostblokker.
Het doet me denken aan Hostel. In deze film worden een aantal backpackers een Tsjechisch hostelletje ingelokt. Aldaar lijken ze in het paradijs te komen, maar worden ze vastgehouden om door doodgewone mannen uit de hele wereld voor het hoogste bod doodgemarteld te worden. Nu zie ik mijzelf nog niet op een bebloede verrotte eikenhouten slachttafel liggen met doorgesneden achillespezen en een ouderwetse Praxis schuurmachine op mijn toch al niet zo rechte neus gericht, maar het geeft me wel even een raar idee.
Tegelijkertijd voel ik me een slachtoffer in een nieuwe film in de Final Destination-reeks, waarbij ik zo'n visioen krijg van een vreselijk bloederig verkeersongeluk. Een lancering van het viaduct, waarna we de eindeloze diepte van het ravijn instorten. Marko neemt het namelijk niet zo nauw met de verkeersregels, net als het overige Kroatische wegverkeer overigens (maar dat terzijde).
Hij rijdt 140 waar 80 is toegestaan. Haalt op de onoverzichtelijke Istrische wegen – waar staat aangegeven dat dit verboden is – doodleuk in. Belt tijdens het manouevreren door de scherpe bochten rustig door en kruipt daarbij ook nog eens vlak op zijn voorliggers.
Alsof dat nog niet genoeg is weet Marko zich met moeite wakker te houden. In de binnenspiegel zie ik zijn dichtgeknepen oogjes steeds dieper zakken en regelmatig wrijft hij zijn vingers door z'n vermoeide ogen. Ik besluit de nietsvermoedende slaperige Ellen niet onnodig bang te maken door dit te vermelden, maar ikzelf kan mijn ogen het volgende uur niet van die van Marko afhouden. Iedere keer wanneer hij even lijkt in te dutten probeer ik hem scherp te houden met een harde kuch, waarna hij zijn slaperige blik verschrikt weer op het voorbijrazende wegdek richt.

Eenmaal – opgelucht – aangekomen in het hotel denken we Marko niet meer te zullen zien, maar tijdens een dagtrip naar Venetië blijkt ons vermoeden onjuist te zijn. Op onze weg naar het vissersdorpje Rovinj stopt Marko's zwarte Polo regelmatig voor onze touringcar om nieuwe opgehaalde mensen in de bus te laten. En bijna alle keren gaat het ongeveer zo: De Volkswagen rijdt met grote vaart voor ons uit, stopt bij een hotel of camping, waarna onze touringcar ook stopt. Dan stapt Marko uit de Polo. Relaxed, zo als we hem ook van de heenweg kennen. Hij loopt richting de voorkant van de bus, kijkt de buschauffeur stoer aan en maakt zo'n knikkende beweging met zijn kin, waarmee hij lijkt te vragen 'had je wat?' Kroatische humor denk ik.
Bij de laatste stop, in Rovinj, stapt Marko zelf de bus in. Hij grijpt de microfoon en tot onze verbazing spreekt de studiebol vloeiend Engels. Luid en duidelijk legt hij iedereen de gang van zaken uit. Hij zal ons naar de boot naar Venetië leiden. En dat doet hij als een kleuterleidster die haar klas door de drukke stadse straten naar het gymlokaal leidt. Met continu een bezorgde blik naar achteren om te controleren of de groep nog compleet is.

Het is wederom niet onze laatste ontmoeting met Marko. Op de tweede zaterdagavond blijkt hij weer verantwoordelijk voor onze transfer tussen Medulin en de grensstad Rupa, waar ons vervoer naar Nederland wacht.
Anders dan onze eerste ontmoeting wordt het niet, hoewel hij nu wel enkele zinnen Engels met ons spreekt.
Verder is het dezelfde Marko.
Verbolgen zithouding, hardrijden, bumperkleven, bellen en inhalen.
Nu heeft Marko echter geen moeite om wakker te blijven.
Vriendelijk, maar stoer, zwaait hij ons aan de Sloveense grens na, als hij zelf terugkeert naar Istrië.

Marko, een jongen om niet te vergeten.

vrijdag 10 juli 2009

Zo waarlijk helpe mij God almachtig

Op de derde rij gaapt een blondine. Haar mond staat zo wijd open dat ik er wel naar moet kijken. Dan lijkt ze te zuchten, terwijl ze slaperig naar haar klasgenoten kijkt. Op de tweede rij zit een brunette. Ze heeft van dat lange krullende haar. Ook zij doet haar mond open, maar gaapt niet. Ze rolt het topje van haar wijsvinger beheerst over het puntje van haar tong. Dan verdwijnt haar hand naar onderen, om uit te komen bij haar rode sandalen. Er zal een vlekje op zitten, want haar natte vinger poetst over de felrode lak. Op de eerste rij zit een jongedame onderuitgezakt op haar stoel. Ze is verveeld, met haar linkerhand in het haar dat inmiddels alle kanten op staat. De vingers van haar rechterhand trommelen speels op haar bovenbeen. Verveling alom tijdens de diploma-uitreiking van afgestudeerde HBO-'ers. Zelf zit ik in de zaal. Ik ben meegekomen met Ellen, die haar diploma komt ophalen.


 

Een diploma-uitreiking stelt op zich niets voor. Je komt binnen, gaat zitten, zet wat handtekeningen en je bent klaar. Dat zou je zeggen, maar scholen maken er een gewoonte van om van deze gelegenheden een hele happening te maken. Een toespraak van hem en een anekdote van haar. Wat gedichtjes, beloftes en complimentjes en je bent zo een paar uur verder. En voor alles moet worden geklapt, ook wanneer de leraren en directeuren van de academie worden genoemd. Na elke naam klinkt een luid en vrolijk applaus. Het zal wel zo horen, denk ik en wacht tot ook het publiek wordt voorgesteld. "En daar, lieve mensen, achter de parterre, op de eerste rij van de zaal, links van het midden zit Wilco Louwes dames en heren!" Onder luid gejoel en overweldigend applaus sta ik op, wuif de honderd mensen enthousiast toe, maak een lichte buiging en ga weer netjes zitten in afwachting van de aankondiging van mijn buurman. Maar zo zou het niet gaan deze middag. Het bleef bij de leraren, begeleiders en de directeur van de academie, Fons Pol.


 

Hij is de eerste die zijn zegje mag doen. En hij laat dit moment niet onopgemerkt voorbijgaan. Pol begint de toespraak met een spreuk van zijn kalender. "Scholen leren je niet om…" en de rest van de spreuk moeten jullie tegoed houden. Terwijl ik bezig was met het ontcijferen van het eerste gedeelte, was het tweede deel al uitgesproken en tijdens het nadenken over wat het tweede deel had kunnen zijn, was het eerste deel van de spreuk mij al ontschoten. Maar één ding werd me wel duidelijk: de beste man heeft geen leuke kalender. Niet zo'n Fokke en Sukke geval, met elke dag een leuke strip. En ook geen van Playboy met elke maand een nieuwe schaarsgeklede dame. Nee, dit is een kalender waarop elke dag een wijze spreuk te lezen valt. Zo'n scheurkalender die je beter 's avonds vast kan bekijken, omdat hij slaapverwekkend is in plaats van verfrissend. Op de eerste rij hebben twee figuren de spreuk wel gehoord en zo te zien ook begrepen. De jongen en het meisje knikken instemmend. Hij heeft een bril en is in een net pak gehesen, een beeld zoals je die kunt hebben van een echte nieuwslezer. Zij is ook degelijk gekleed. Op haar hoofd danst een grote bos met bruine krullen. Ze passen wel bij elkaar: beide even serieus en beide met gekruiste handen in hun schoot. Net een echtpaar dat tijdens hun veertigste huwelijksjaar op zondagochtend op de bus naar de kerk wacht.


 

Na de toespraak is het wachten. Wachten op de beloftes. Wachten op de handtekeningen. Wachten zoals ik eerder die dag deed in de receptie van TC Tubantia, waar ik in september mijn eerste stage ga lopen. Bij de receptie aangesloten zit ook een servicebalie van Mondial Tours, waar drie zonnebank gebruinde dames lezersreizen van Tubantia-leden verzorgen. Tijdens het wachten op mijn stagebegeleider vang ik een aantal gesprekken op. "Ik zeg tegen die vrouw, ik zeg je moet wel switchen. Dat is verstandiger zeg ik. Maar die vrouw zegt van nee en dat doe ik niet enzo, maarja we moeten toch wel paal en perk stellen." De rossige vrouw, die even daarvoor het gebouw nog kuierend betrad, lijkt te vragen om een bevestiging van haar collega's. En die krijgt ze. Van de zwartharige die ondertussen enkele blaadjes aan elkaar niet. "Ja, dat soort dingen houd je toch wel hoor", zegt ze monotoon. De derde vrouw kent de problemen van de rossige meid. "Gisteren werd ik me toch afgeblaft door een klant; ik was me van geen kwaad bewust!"


 

Terug bij de diploma-uitreiking zijn de beloftes in volle gang. De belofte houdt in dat de verpleegkundige belooft zich aan het recht op privacy van haar toekomstige patiënten houdt. Deze belofte dient beantwoord te worden met 'ja dat beloof ik' of 'zo waarlijk helpe mij God almachtig'. 62 geslaagden houden het simpel en zeggen 'ja dat beloof ik', maar één student, de nieuwslezer van de eerste rij, is tegendraads. "Zo waarlijk helpe mij God almachtig." Zo waarlijk helpe mij God almachtig. Alsof het niets is! Even laten zien dat je de Nederlandse taal beheerst. Dat je die zin wel durft uit te spreken ten overstaan van honderd aanwezigen. Dat je twee uur hebt geoefend om het er zo vloeiend mogelijk uit te krijgen. Zo waarlijk helpe mij God almachtig. Even die rust pakken als je naam wordt genoemd en op het moment dat de zaal stilvalt van verwachting, floep je het er in één keer uit.


 

En dat maakt indruk.

Alsof je tijdens een uitje met je vrienden, die allen een Cola bestellen, voor jezelf een Cola Light laat serveren. Even laten zien dat jij wat anders hebt. Wat lekkerder is.

Ik ga deze uitsmijter ook maar instuderen.

En dat beloof ik!

Zo waarlijk helpe mij God almachtig.