maandag 20 juli 2009

Verhalen uit Kroatië (1): Marko

Het is zaterdagochtend 5.00 uur. Ellen en ik wachten samen met wat andere vakantiegangers op een parkeerplaats bij het Kroatische grensplaatsje Rupa op ons verdere vervoer. De bus van Solmar heeft ons zojuist afgezet aan de Sloveense grens en rijdt verder richting het binnenland van Kroatië. De rest moet naar Istrië; wij naar het zuidelijke Medulin om precies te zijn. Na een half uur wachten rijdt een witte touringcar de parkeerplaats op. Daarachter een zwarte Volkswagen Polo, waarop met lelijke roze letters de tekst 'Club Pula' staat te lezen.

De chauffeur van de touringcar is zo'n typische Kroaat. Een gebruinde Poolse Oostblokker, daar lijken ze wel op.
'To Poreč', is het enige dat hij zegt. Verder geen Duits en al helemaal geen Engels.
Alleen: 'To Poreč'.
Alsof hij de avond ervoor onder toeziend oog van zijn vrouw deze woorden heeft ingestudeerd.
Ik zie het al voor me: 'To Poreč' en zijn vrouw die hem glimlachend vanuit bed toekijkt, trots op de Engelse vorderingen van haar wereldvreemde man.
De bestuurder van de Polo lijkt al net zo onder de indruk van de Engelse en Duitse vragen die hij krijgt toegeworpen. Wanneer wij zijn vragende blik beantwoorden met 'Medulin', klinkt er vanuit de jongen, Marko genaamd, een beheerste 'yes' en daaropvolgend een gebaar dat we hem moeten volgen. Wij krijgen, in tegenstelling tot de rest, privévervoer naar ons hotel.
En terwijl een grijze oma in het Nederlands de Kroatische buschauffeur probeert te zeggen dat ze van afstapplaats wil veranderen (en het antwoord van de klunzige chauffeur steevast 'To Poreč' blijft) vertrekken wij naar Medulin.

Marko is stil.
Marko is het type Whizzkid.
Het veelgeplaagde jongetje op de basisschool (klein brilletje, beetje gezet, kort opgeschoren stekeltjes en in zichzelf gekeerd) is een late twintiger geworden. Hij vervoert mensen voor de Kroatische reisorganisatie Astarea naar hun hotel of elders.
Marko zegt niets als hij zijn Polo via de Kroatische havenstad Opatija de bergen in stuurt. Verbolgen zit hij achter het stuurwiel en zorgt hij ervoor dat de toerenteller van zijn nieuwe auto geen moment rust krijgt.

Vanaf nu waan ik mij in twee horrorfilms:
Op een Kroatische parkeerplaats worden opgehaald door een wereldvreemde Kroaat. Geen Nederlandse reisleiding te bekennen. Blind moeten vertrouwen op de goedheid van een Oostblokker.
Het doet me denken aan Hostel. In deze film worden een aantal backpackers een Tsjechisch hostelletje ingelokt. Aldaar lijken ze in het paradijs te komen, maar worden ze vastgehouden om door doodgewone mannen uit de hele wereld voor het hoogste bod doodgemarteld te worden. Nu zie ik mijzelf nog niet op een bebloede verrotte eikenhouten slachttafel liggen met doorgesneden achillespezen en een ouderwetse Praxis schuurmachine op mijn toch al niet zo rechte neus gericht, maar het geeft me wel even een raar idee.
Tegelijkertijd voel ik me een slachtoffer in een nieuwe film in de Final Destination-reeks, waarbij ik zo'n visioen krijg van een vreselijk bloederig verkeersongeluk. Een lancering van het viaduct, waarna we de eindeloze diepte van het ravijn instorten. Marko neemt het namelijk niet zo nauw met de verkeersregels, net als het overige Kroatische wegverkeer overigens (maar dat terzijde).
Hij rijdt 140 waar 80 is toegestaan. Haalt op de onoverzichtelijke Istrische wegen – waar staat aangegeven dat dit verboden is – doodleuk in. Belt tijdens het manouevreren door de scherpe bochten rustig door en kruipt daarbij ook nog eens vlak op zijn voorliggers.
Alsof dat nog niet genoeg is weet Marko zich met moeite wakker te houden. In de binnenspiegel zie ik zijn dichtgeknepen oogjes steeds dieper zakken en regelmatig wrijft hij zijn vingers door z'n vermoeide ogen. Ik besluit de nietsvermoedende slaperige Ellen niet onnodig bang te maken door dit te vermelden, maar ikzelf kan mijn ogen het volgende uur niet van die van Marko afhouden. Iedere keer wanneer hij even lijkt in te dutten probeer ik hem scherp te houden met een harde kuch, waarna hij zijn slaperige blik verschrikt weer op het voorbijrazende wegdek richt.

Eenmaal – opgelucht – aangekomen in het hotel denken we Marko niet meer te zullen zien, maar tijdens een dagtrip naar Venetië blijkt ons vermoeden onjuist te zijn. Op onze weg naar het vissersdorpje Rovinj stopt Marko's zwarte Polo regelmatig voor onze touringcar om nieuwe opgehaalde mensen in de bus te laten. En bijna alle keren gaat het ongeveer zo: De Volkswagen rijdt met grote vaart voor ons uit, stopt bij een hotel of camping, waarna onze touringcar ook stopt. Dan stapt Marko uit de Polo. Relaxed, zo als we hem ook van de heenweg kennen. Hij loopt richting de voorkant van de bus, kijkt de buschauffeur stoer aan en maakt zo'n knikkende beweging met zijn kin, waarmee hij lijkt te vragen 'had je wat?' Kroatische humor denk ik.
Bij de laatste stop, in Rovinj, stapt Marko zelf de bus in. Hij grijpt de microfoon en tot onze verbazing spreekt de studiebol vloeiend Engels. Luid en duidelijk legt hij iedereen de gang van zaken uit. Hij zal ons naar de boot naar Venetië leiden. En dat doet hij als een kleuterleidster die haar klas door de drukke stadse straten naar het gymlokaal leidt. Met continu een bezorgde blik naar achteren om te controleren of de groep nog compleet is.

Het is wederom niet onze laatste ontmoeting met Marko. Op de tweede zaterdagavond blijkt hij weer verantwoordelijk voor onze transfer tussen Medulin en de grensstad Rupa, waar ons vervoer naar Nederland wacht.
Anders dan onze eerste ontmoeting wordt het niet, hoewel hij nu wel enkele zinnen Engels met ons spreekt.
Verder is het dezelfde Marko.
Verbolgen zithouding, hardrijden, bumperkleven, bellen en inhalen.
Nu heeft Marko echter geen moeite om wakker te blijven.
Vriendelijk, maar stoer, zwaait hij ons aan de Sloveense grens na, als hij zelf terugkeert naar Istrië.

Marko, een jongen om niet te vergeten.

Geen opmerkingen: