Zeg maar gerust: kokend heet.
De verouderde stadsbus is als een warme bakkersoven, en wij liggen er als goudbruine croissants in te gloeien.
Airconditioning is er niet. Wel is er af en toe een vlaag van frisse lucht, die ons via de half - maar maximaal - geopende plastic raampjes weet te bereiken.
Ook al is de afstand naar Pula maar tien kilometer, we zullen drie kwartier in de oven moet verblijven. Alle kleine gehuchtjes tussen Medulin en Pula worden namelijk ook aangedaan.
De stadsbus rammelt.
Het dingt trilt, wiebelt en kraakt aan alle kanten. Het is een bus die vijftien jaar geleden ook door onze straten reed, maar inmiddels al vele jaren weer is afgeschreven.
Het kolossale voertuig wurmt zich door de kleine dorpssteegjes van Medulin.
Straatjes die een uit de kluiten gewassen stationwagon (je weet wel, zo'n grote roestige Volvo, waar het hele gezin in past) al geringe ruimte hebben te bieden. Laat staan een stadsbus. Zowel aan de linkerkant als aan de rechterkant heeft de bus niet meer dan dertig centimeter om uit te wijken. Het lijkt de chauffeur niet te deren, want met een rotvaart weet hij de bus door het dorp heen te sturen. En dat zonder ongelukken.
Naast de buschauffeur staat een man in een uniform.
Het is een soort conducteur, maar dan in de bus.
Hij heeft een apparaat in zijn hand waarmee hij kaartjes van passagiers zou kunnen doorknippen. Zou kunnen ja, want ik zie ik hem het apparaat de hele rit niet gebruiken.
Het is een man van middelbare leeftijd en hij heeft wel wat weg van Robert de Niro.
Tot hij zijn mond open doet. Waar het onderste gedeelte van zijn gebit er nog netjes en compleet uitziet, is er van de bovenste helft weinig over.
Een paar kiezen en twee voortanden, waarvan eentje in het zilver gegoten.
Hij praat met een vrouw, die ook in een uniform is gehesen. Zij zit echter op een stoel en doet verder niks.
De bus raakt vol.
Een dikke Kroatische vrouw, die haar boodschappen in vier plastic tasjes draagt, laat van alles vallen.
Een grote appel rolt door de bus. Ze pakt hem op en stopt hem weer terug in haar tas.
Dan neemt ze plaats.
"Bitte, kommen Sie gücken"
Een Kroatische houder van een souvenirshop smeekt ons om een kijkje te nemen tussen zijn prullaria.
"Schöne Preise"
De sloeber is zichtbaar ontgoocheld over de geringe interesse voor zijn tentje.
"Bitte", roept zijn fragiele vrouw er nog hopeloos achter aan.
De dag erna doet zich hetzelfde ritueel voor.
De souvenirtent zit vlak bij de oude dorpskern, een klein stukje lopen van de altijd drukke baai.
Ogenschijnlijk krijgt de shop niet heel veel bezoekers. De badlakens hangen halfstok en een grote ton met plastic ballen ziet er na twee dagen nog precies hetzelfde uit.
Souvenirwinkels, je kent ze wel. Wie ooit in Amsterdam is geweest, weet al wat ik bedoel. Na elke vijftig meter is er zo'n standaard winkeltje, met allerlei prut. Van vreselijke t-shirts met zogenaamd ludieke teksten als 'Beer here' (waarbij er een pijl naar de buik wijst) of met plakstickers van draadpoppetjes in erotische houding erop. Winkeltjes die demente oma's gek kunnen maken, want elke keer als ze er één voorbij lopen, denken ze een rondje te hebben gelopen. Je ziet ze in elk toeristisch gebied, dus ook in Medulin. Soms wel zes naast elkaar, met allemaal dezelfde rotzooi: kettinkjes, shirts, zonnebrillen en onbeschrijfbare onzin van nepmerken.
En het ergste is wanneer je een winkeltje betreedt: de winkelhouder loopt standaard vlak achter je aan. Soms met de vraag: 'Can I help you?' Maar meestal zonder een woord uit te spreken. Daar loopt hij, op een afstand van nog geen halve meter. Je voelt de hete adem in je nek, hoe hij over je schouder meekijkt als je iets pakt. De doordringende ogen, de bemoeizuchtige gebaren en het altijd positieve 'It looks nice on you' zonder dat er iets is gepast. Deze figuren zoeken zelf wel uit wat goed voor je is, jij hoeft het niet meer te doen. Ze willen hun koopwaar wel uit je handen rukken, in een tasje stoppen en het geld persoonlijk uit je portemonnee trekken. Bovendien staat nergens een prijs bij. Als goedopgevoede Nederlander ben ik niet in staat om af te dingen. Oplossing: Ik koop niets waar geen prijs bij staat, anders heb ik het gevoel dat ik word opgelicht.
Twee macho's met poetsdoeken staan voor een eettent.
Zij werken er.
Hun nonchalante en verveelde houding verraadt dat ze op het moment weinig te doen hebben. Ze hangen wat tegen een stenen tussenmuur voor de ingang.
Dan lopen wij langs en de jongens vrolijken op.
Er ontpoppen zich brede, slijmerige glimlachen op hun gezichten.
Eén van de macho's wrijft langzaam met zijn vingers over zijn typische baardje. Je weet wel, zo'n dun uitgesneden streepje haar, dat zich via de bakkebaarden naar de onderin kronkelt.
"Hello! Come site here!" Zeggen de macho's vrolijk.
Ik kijk op, maar ze hebben geen oog voor mij.
Aan hun blikken te zien bekijken ze Ellen van top tot teen, en weer terug.
Een geniepig lachje doet de lippen van de obers krullen.
'Die dame is binnen', lijken ze te denken. Maar Ellen schenkt ze weinig aandacht en loopt verder.
Tien meter verder draai ik me stiekem nog eens om en zie de macho's, nog altijd met poetsdoek op hun schouder, Ellen nakijken.
Het is een mannelijk trekje, om mooie vrouwen te bekijken, maar zo onbeschaamd en overdreven als hier heb ik het niet vaak gezien.
Bij Café Dona is een forse, kale man in de weer.
Hij staat op een gammel houten trapje en houdt met een hand het uitstekende billboard van het café vast.
In zijn andere hand heeft hij een dikke, rode, watervaste stift.
Hij schrijft.
Als hij klaar is, en het trapje weer ontstijgt, wordt me duidelijk waarmee de man zich heeft bezig gehouden.
De onderste helft van de letter 'C' in 'Café' ontbrak op het billboard.
Om de rode letter te completeren besloot de man in een opwelling om het zelf maar te doen.
De 'C' ziet er van een afstandje weer puik uit.
Zijn drinkmaatje, een gezette, zwartharige man met een barstende pukkel op zijn linkerwang, heeft het tafereel aanschouwend waargenomen.
Hij aait een hond.
Een groot uitgevallen grijzige Malteser.
Een vuilnisbakkenras. Hij lijkt op de televisiehond Benji.
Dan valt mijn oog op het logo van Café Dona.
Op het billboard staat een plaatje van een hond die sprekend lijkt op het beest dat op het moment wordt betutteld door de man met de pukkel.
De hond is Dona, gastvrouw van het café.
Dona smeekt niet om klanten.
Dona hanteert geen poetsdoek.
Dona is geen macho.
Dona is simpelweg een zakelijke vlooienhond.