zondag 4 april 2010

Tik

Ik heb het tot één van mijn kunsten verheven om me te kunnen irriteren aan kleine, constante geluidjes. Neem bijvoorbeeld de vaste klant die we bij de Albert Heijn hebben. Jonge kerel, net dertig, nonchalante kop, arrogante zeurende uitstraling, groene polo met witte kraag. En soms in het bezit van zijn blonde anderhalf jaar oude zoontje, waar hij eenzijdige gesprekken mee voert over kaas, worst en ander voedsel dat in de winkelwagen verdwijnt. Als je het mij vraagt puur om de aandacht van andere klanten te trekken. En wat deze kerel écht zo irritant maakt is dat hij op twintig meter afstand is te herkennen aan de luide ‘klak’ dat zijn ontploffende kauwgombel produceert. Niet één, niet twee, maar wel honderd keer klinkt het geluid op zaterdagmiddag. Genoeg om mij compleet van slag te krijgen, want als ik me eenmaal aan een geluidje irriteer, dan kan ik mijn hoofd er niet van af zetten.

Dinsdag in de trein naar school. Meer dan een halfjaar geen fatsoenlijke treinreis ondernomen, dus dan is het even wennen als je weer in een coupé zit opgesloten met de meest diverse en markante figuren die onze samenleving rijk is. Geconcentreerd zit ik te lezen en luister ik ondertussen naar de vrolijke noten van Acda en de Munnik op de Mp3-speler. Dan klinkt er een harde ‘tik’ boven de muziek uit. En nogmaals ‘tik’. Een kort, maar fel geluid… alsof je de linkermuisknop goed en diep indrukt. Als ik uit frustratie bijna aan de bladzijden van mijn boeiende boek begin te knabbelen, zie ik de dader van het irritante geluid. Een donkere man staat op en aait over zijn grijze haar. Dan verwijdert hij met één veeg de achtergebleven nagels op zijn treinstoel. Verschrikkelijk, deze gewoonte in de trein. Des te meer, omdat ik tussen Deventer en Zwolle nog zo’n figuur naast mij blijk te hebben zitten. ‘Tik….. Tik…. Tik…’ De nagels vliegen me bijna om de oren en de nagelknipster lijkt er geen enkel probleem mee te hebben.

Terug in de trein naar Enschede (ja, ik zit tegenwoordig langer in de trein dan op school) denk ik rustig in mijn boek verder te kunnen lezen. Ik heb me vergist, want al voor het vertrek uit Zwolle hoor ik weer dat irritante getik ergens uit de coupé. Vermoeid kijk ik naar buiten. Op een ander perron maakt een overjarige rasta (inclusief Osama-baard) de boel schoon, daarbij zittend op een schoonmaakmachine met ingebouwde borstels. Wat als de man nu een paar centimeter van zijn koers afwijkt en een nietsvermoedende voorbijganger schept, denk ik. Of wat als hij zelf niet oplet en zo op het drukke spoor stort? Vertrekt mijn trein dan nog wel op tijd?. Het andere raam biedt niet veel beter uitzicht. Twee spoorwegmedewerkers, van wie de gele jas en volgepakte oranje rugzak zó vel afsteken, dat ik bijna zou moeten turen om de mannen in de gaten te houden. Ze lopen naast het spoor en lijken onrustig. Continu kijken ze achterom, alsof ze een aanstormende stoomlocomotief verwachten. Die blijft uit, waarna één van de twee spoorwegmedewerkers, een rossige man met bolle rode wangen, een gezellig gesprek met zijn ongeïnteresseerde collega probeert te voeren. Ik besluit me weer te verdiepen in Gil Reavill’s schoonmakers van de CSI, maar kom in de twintig minuten durende rit naar Deventer niet verder dan drie bladzijden. Het getik brengt me van de wijs. Bij het verlaten van de trein verwacht ik bij het meisje dat het geluid het laatste half uur produceerde een hoge berg met nagels. Zou ze maar meteen die van haar tenen hebben bijgewerkt? Wat volgt is een anticlimax: de nerveuze griet blijkt al die tijd met haar pen te hebben zitten spelen. Het wordt tijd voor een tikverbod of een tikvrije coupé; ik raak namelijk van al dat getik getikt.

Geen opmerkingen: